
Jurisprudentie
AQ7424
Datum uitspraak2004-08-20
Datum gepubliceerd2004-08-25
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 724/03 WOZ
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-08-25
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 724/03 WOZ
Statusgepubliceerd
Indicatie
In geschil is het antwoord op de vraag of de onder 1.2. genoemde waardebeschikking terecht is vastgesteld.
Uitspraak
BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
BK 724/03 20 augustus 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, derde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z (: de belanghebbende)
tegen de uitspraak van
het hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente Dongeradeel (: de ambtenaar)
gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan hem uitgereikte waardebeschikking d.d. 31 maart 2003 van nagenoemde onroerende zaak.
1. De procesgang
1.1 In het kader van de Wet waardering onroerende zaken (: de Wet) heeft de ambtenaar de waarde van de onroerende zaak a-straat 11 te Z (: de onroerende zaak) bij waardebeschikking d.d. 15 juli 2002 per waardepeildatum 1 januari 1999, geldend voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot 1 januari 2005, vastgesteld op € 143.000,--.
1.2. Bij waardebeschikking van 31 maart 2003 heeft de ambtenaar de waarde nader vastgesteld op € 214.000,--.
1.3. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de vaststelling en afgifte van laatstgenoemde beschikking.
1.4. De ambtenaar heeft dit bezwaar bij uitspraak van 22 juli 2003 ongegrond verklaard.
1.5. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende bij beroepschrift van 25 augustus 2003 beroep ingesteld.
1.6. Het verweerschrift van de ambtenaar is op 1 maart 2004 door het hof ontvangen.
1.7. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op de zitting
van 4 juni 2004 te Leeuwarden, alwaar zijn verschenen de belanghebbende vergezeld van zijn echtgenote, alsmede de gemachtigden van de ambtenaar.
1.8. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. Het geschil en de standpunten van partijen.
2.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de onder 1.2. genoemde waardebeschikking terecht is vastgesteld.
2.2. De belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de ambtenaar bevestigend.
2.3. Voor een meer uitvoerige uiteenzetting van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken.
Partijen hebben daaraan ter zitting geen nadere gronden aangevoerd.
3. De feiten.
3.1. Het hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geshil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken de volgende feiten vast.
3.2. Niet in geschil zijn de door de ambtenaar vastgestelde waarden.
3.3. Ter zitting is op grond van de verklaring van belanghebbende komen vast te staan dat na de oplevering in december 2001 de woning binnen en buiten nog moest worden geschilderd, alsmede dat de tuin en de bestrating nog moesten worden aangelegd.
4. De overwegingen omtrent het geschil.
4.1. Op grond van de in sub 3.3 weergegeven vaststaande feiten is aannemelijk dat de onroerende zaak na de oplevering een verandering in de waarde heeft ondergaan van ten minste 5 % met overschrijding van het minimum van € 11.345,--. Derhalve was de ambtenaar ingevolge artikel 19 lid 2 van de wet, gerechtigd een nadere waarde vast te stellen en deze waarde door middel van een nieuwe beschikking aan de belanghebbende bekend te maken.
4.2 Aan de omstandigheid dat de gemeente op de eerste waardebeschikking niet kenbaar heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde slechts een deel van de volle waarde betrof, kan belanghebbende niet het vertrouwen ontlenen dat de vastgestelde waarde de volle waarde zou zijn.
4.3. Het beroep is gelet op het voorgaande ongegrond.
5. De proceskosten.
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing.
Het hof:
verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan door mr Drion , raadsheer als voorzitter, plaatsvervangend lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer Haarsma als griffier en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden op 20 augustus 2004.
De griffier, De voorzitter,
M. Haarsma mr F.J.W. Drion
Op 25 augustus 2004 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.